woensdag 30 juni 2010

Eerste Nederlandstalige behandelprogramma voor cognitieve gedragstherapie bij volwassenen met autisme


De laatste jaren wordt bij steeds meer mensen de diagnose Autisme Spectrum Stoornis (ASS) gesteld. Niet alleen bij kinderen, maar ook bij volwassenen. Terwijl de aandacht voor autisme bij kinderen inmiddels redelijk groot is, is er voor de behandeling van autisme bij volwassenen echter nog niet veel voor handen.  En dat terwijl ook volwassenen in het dagelijks leven veel last van de gevolgen  kunnen hebben.


Cognitieve gedragstherapie bij autisme is het eerste Nederlandstalige behandelprogramma gebaseerd op cognitieve gedragstherapie voor volwassenen. In een toegankelijke stijl zet Caroline Schuurman in drie delen het praktische programma uiteen. Na een heldere introductie op autisme laat Schuurman zien hoe in dertien bijeenkomsten cognitieve gedragstherapie kan worden gebruikt bij de behandeling van autisme. Naast uitgebreide aanwijzingen voor professionals bevat het boek per bijeenkomst zeer bruikbare werkbladen, oefeningen en checklists voor cliënten.


Met behulp van deze –kopieerbare – werkbladen en oefeningen kunnen volwassenen met autisme:
-          leren omgaan met stress en spanning
-          hun klachten verminderen
-          constructief gedrag en zelfacceptatie bevorderen
-          en strategieën leren om tekorten te compenseren die niet veranderd kunnen worden.

Cognitieve gedragstherapie bij autisme is een onmisbaar boek voor elke professional die met volwassenen met ASS werkt.

Caroline Schuurman is als gz-psycholoog werkzaam bij Centrum Autisme te Leiden. Centrum Autisme is een gespecialiseerd diagnostiek- en behandelcentrum op het gebied van autisme.


Boekgegevens
Cognitieve gedragstherapie bij autisme
Caroline Schuurman
ISBN 9789079729227
192 pagina´s, € 29,50
Verkrijgbaar op www.hogrefe.nl en in de boekhandel.

dinsdag 29 juni 2010

Brain Maturation

De ontwikkeling van het brein is mbv neuroimaging mooi in beeld te brengen:




Uniforme invulling van de A-opleiding psychiatrie in Nederland

Het opleidingsconsortium psychiatrie Oost-Nederland sluit zich met ingang van het academische jaar 2010-2011 aan bij http://www.psychiatrieonderwijs.nl/.


Psychiatrieonderwijs.nl is de elektronische leeromgeving van de Nederlandse Psychiatrie consortia die participeren in het landelijk cursorisch onderwijs van de Vervolgopleiding Psychiatrie.


Het onderwijs dat geboden wordt via deze elektronische leeromgeving is opgebouwd volgens het nieuwe opleidingsplan van de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie. Deze stelt probleemgeoriënteerd, contextueel en competentiegericht opleiden centraal (HOOP, 2009).

Lees meer hierover op website van NOiV (Nederland Open in Verbinding)

maandag 28 juni 2010

Kijken in de Ziel

Degenen die deze serie tv interviews met verschillende Nederlandse psychiaters gemist hebben, kunnen een inhaalslag maken via de RVU site waar alle afleveringen te vinden zijn.


Gaat het PGB verdwijnen? Geen coaching meer bij ADHD en ASS?



Wie nu een pgb in de AWBZ wil aanvragen, komt op een wachtlijst te staan en moet minstens tot eind van het jaar wachten op de behandeling van de aanvraag.
ADHD en ASS patiënten maken vaak gebruik van een PGB om zich thuis te laten begeleiden door een coach.
Als deze ontwikkeling zich doorzet, zal er zeker weer toenemend een beroep gedaan worden op "zorg in natura" .

zondag 27 juni 2010

Gezamenlijk medisch consult (GMC) geschikt voor behandeling van ADHD?


In een gezamenlijk medisch consult (GMC) hebben zes tot twaalf patiënten tegelijkertijd een afspraak met de eigen arts. De samenstelling van de groep patiënten kan variëren: er is geen sprake van een vaste groep. De arts bespreekt met de patiënten één voor één het ziekteverloop en beantwoordt eventuele vragen. De andere patiënten kunnen hiervan leren en zo nodig tips geven of vragen stellen. Tijdens een GMC verleent de arts dezelfde zorg als tijdens een individueel consult. Het GMC biedt hiervoor een alternatief en patiënten nemen er vrijwillig aan deel. Er is geen vaste groep patiënten, de samenstelling varieert per bijeenkomst. Een belangrijk verschil met een individueel consult, naast de aanwezigheid van meerdere patiënten, is dat de arts niet alleen werkt maar deel uitmaakt van een GMC-team. Daarin zitten naast de arts in ieder geval een groepsbegeleider en eventueel een doktersassistente of verpleegkundige. De groepsbegeleider moet goed met patiënten kunnen omgaan en ervaring hebben in het begeleiden van groepen; hij/zij is de gastheer/-vrouw van het gezamenlijke medische consult. Ook een arts-assistent en co-assistent kunnen deel uitmaken van het GMC-team.
Het gezamenlijk medisch consult lijkt op een voorlichtings- of lotgenotenbijeenkomst, maar is dit niet. Er wordt namelijk informatie gegeven naar aanleiding van een specifieke vraag of medisch probleem van één van de patiënten. De arts bereidt dus zelf geen presentatie over een bepaald onderwerp voor. Dit is een belangrijk verschil met een voorlichtingsbijeenkomst. 

Voordelen van een GMC
Als een polikliniek een lange toegangstijd heeft, kunnen gezamenlijke medische consulten een manier zijn om patiënten eerder een afspraak te bieden bij een medisch specialist. 
Net als tijdens een individueel consult, geeft de arts een medische behandeling en informatie aan de patiënt. Omdat die informatie voor meerdere patiënten van toepassing kan zijn, hoeft de arts bij een groepsconsult zijn verhaal niet elke keer te herhalen, waardoor tijdwinst wordt behaald. Ook kunnen patiënten de gegeven informatie bekrachtigen, relativeren of aanvullen.



GMC geschikt voor ADHD? 


Het GMC lijkt mij uitermate geschikt voor de medicatieconsulten bij volwassenen met ADHD. Deze consulten zijn goed te structureren met assistentie van een verpleegkundige of doktersassistente. Controles van bloeddruk, pols en gewicht kunnen gedelegeerd worden aan de doktersassistente. Tijdens of voor het GMC kunnen de patienten gelijktijdig vragenlijsten invullen over de actuele ernst van de ADHD symptomen en de bijwerkingen die zij ervaren. De informatie die over de verschillende medicamenteuze keuzes wordt gegeven bereikt meer patienten tegelijk en vragen die bij een medepatient al beantwoord zijn hoeven niet opnieuw gesteld te worden.

In een volgend blogbericht zal ik verder op het GMD bij ADHD ingaan, zodra we er een opzet voor hebben gemaakt.

zaterdag 26 juni 2010

Werking van methylfenidaat op receptorniveau

Hoe LinkedIn echt te gebruiken: tien gouden tips (1).

Steeds meer psychiaters worden zichtbaar op www.LinkedIn.com.Ook de NVvP presenteert zich als groep op LinkedIn.


Hoewel al ruim 40 miljoen mensen een LinkedIn-account aanmaakten, vragen velen zich af: Wat moet ik er eigenlijk mee? En wat heb ik er eigenlijk aan? Jan Vermeiren legt hier uit hoe LinkedIn zowel op zakelijk als op persoonlijk gebied veel efficiënter benut kan worden ...




Autisme diagnostiek wordt eenvoudiger in de DSM-V

In de DSM-IV wordt er bij volwassenen diagnostisch gekozen voor de autistische stoornis (299.00), stoornis van Asperger (299.80) of de pervasieve ontwikkelingsstoornis niet anderszins omschreven (c.q. PDD-NOS; 299.80). Deze indeling is onderwerp van veel discussie geweest en zal in de DSM-V verlaten gaan worden.

Gebleken is dat de keuze uit de classificaties vaak bepaald werden door de mate van ernst, verbaal niveau of intelligentie in plaats van de eigenlijke diagnostische kenmerken;

Een eenduidige categorie “autismespectrumstoornis” lijkt de huidige stand van kennis van de pathologie en de klinische presentatie het best weer te geven, waarbij de ernst van de autistische kenmerken en (verbale) begaafdheid nader worden aangeduid en aanwezige gerelateerde genetische en neurologische aandoeningen worden benoemd. De belangrijkste verandering ten aanzien van de DSM-IV is dat de domeinen “sociale interacties” en “communicatie” samengevoegd zullen worden (“Social/communication deficits”).

Criteria die thans voorgesteld worden voor de DSM-V

Criteria 1, 2, and 3 must be met:
1. Clinically significant, persistent deficits in social communication and interactions, as manifest by all of the following:
a. Marked deficits in nonverbal and verbal communication used for social interaction:
b. Lack of social reciprocity;
c. Failure to develop and maintain peer relationships appropriate to developmental level
2. Restricted, repetitive patterns of behavior, interests, and activities, as manifested by at least TWO of the following:
a. Stereotyped motor or verbal behaviors, or unusual sensory behaviors
b. Excessive adherence to routines and ritualized patterns of behavior
c. Restricted, fixated interests
3. Symptoms must be present in early childhood (but may not become fully manifest until social demands exceed limited capacities)

Lees meer ...

vrijdag 25 juni 2010

Beoordelen Wilsonbekwaamheid

Als er overgegaan wordt tot een expliciete beoordeling dan zijn er vier criteria van wilsbekwaamheid. Een cliënt is volledig wilsbekwaam bij een beslissing wanneer hij
voldoet aan deze criteria. Het minst wilsbekwaam is hij wanneer hij alleen aan het eerste criterium – of zelfs dit niet – voldoet.

De criteria zijn:
1. Kenbaar maken van een keuze
2. Begrijpen van relevante informatie
3. Beseffen en waarderen van de betekenis van de informatie voor de eigen situatie
4. Logisch redeneren en betrekken van de informatie in het overwegen van behandelopties (KNMG modelrichtlijn, Van Wet naar Praktijk – p. 92).

Wanneer een expliciete beoordeling van wilsbekwaamheid overwegen?
– Als de cliënt herhaaldelijk een antwoord geeft dat niet past bij de vraag
– Als de emotie niet past bij het antwoord
– Als de cliënt steeds opnieuw om herhaling van (delen van) de informatie vraagt
– Als een cliënt meteen toestemming geeft zonder dat je de indruk hebt dat het de cliënt helemaal duidelijk is waarvoor hij toestemming geeft
– Als een cliënt een onderzoek of behandeling weigert waarbij je de indruk hebt dat de weigering niet weloverwogen is
– Als de cliënt zich verzet, is de vraag aan de orde of de cliënt een keuze uit of slechts ondervonden hinder aangeeft
– Als de cliënt ongebruikelijke argumenten hanteert bij het instemmen of weigeren van onderzoek of behandeling.

Uiteraard hoeft in deze gevallen niet direct te worden overgegaan tot het expliciet beoordelen van de wilsbekwaamheid. De signalen kunnen echter aanwijzingen zijn om toetsing van de wilsbekwaamheid te overwegen, als het gedrag van de cliënt of de beslissing ernstige gevolgen heeft.

Vuistregels bij de beoordeling van wilsbekwaamheid:
Beoordeel de wilsbekwaamheid ter zake.
1. Dit houdt in dat de wilsbekwaamheid voor iedere beslissing wordt beoordeeld en eventueel – afhankelijk van de gestelde diagnose – herhaald wordt beoordeeld.
2. In geval van behandelingsbeslissingen moet een duidelijke aanleiding bestaan om de bekwaamheid expliciet te beoordelen. Men moet de vooronderstelling van wilsbekwaamheid hanteren.
3. Men mag nooit genoegen nemen met het vaststellen van een diagnose als antwoord op de vraag naar wilsbekwaamheid. Met andere woorden: de diagnose dementie betekent niet automatisch dat een cliënt wilsonbekwaam is.
4. De zorgvuldigheidseisen van een beoordeling van beslisvaardigheid komen hoger te liggen naarmate er meer van de besluitvorming afhangt. Naarmate een beslissing belangrijker is, dat wil zeggen potentiële gevolgen heeft voor de gezondheid, zowel in de zin van winst als van risico’s en belasting van ingrepen, moeten er hogere eisen aan de beslisvaardigheid worden gesteld (proportionaliteitsprincipe).
CBO richtlijn Dementie, p. 72­73).

Lees meer over beoordelen van wilsonbekwaamheid ...

donderdag 24 juni 2010

Off-label voorschrijven strafbaar? Wat betekent dit voor de medicamenteuze behandeling van ADHD?

Met de komst van de Geneesmiddelenwet (GW) in 2007 is het off-label voorschrijven aan strengere eisen gebonden. In art. 67 GW staat: ‘Het buiten de door het College geregistreerde indicaties voorschrijven van geneesmiddelen is alleen geoorloofd wanneer daarvoor binnen de beroepsgroep protocollen en standaarden ontwikkeld zijn. Als de protocollen of standaarden nog in ontwikkeling zijn, is overleg tussen de behandelende arts en de apotheker noodzakelijk.’

Met de op stapel staande aanpassing van de Geneesmiddelenwet wordt het overtreden van deze regels zelfs strafbaar gesteld.

Off-label voorschrijven
Het off-label voorschrijven wordt meestal ingegeven door medische richtlijnen, farmacotherapeutische handboeken en (wetenschappelijke) literatuur. Het CVZ maakt onderscheid in vijf situaties voor off-label voorschrijven:

1. Het geneesmiddel is geregistreerd voor een indicatie, waarbij het gebruik beperkt is als derde of vierde keuze, en men wil het als eerste- of tweedekeuzemiddel gebruiken.
2. Het geneesmiddel wordt voorgeschreven bij een andere patiëntengroep dan waarvoor de indicatie bedoeld is.
3. Er zijn onvoldoende gegevens om het middel voor te schrijven bij patiënten met een ernstige stoornis, terwijl die gegevens er wel zijn bij patiënten met een geringe stoornis.
4. Het kan zijn dat kinderen voor een indicatie worden uitgesloten omdat er geen wetenschappelijke gegevens, geen passende toedieningsvorm en dosering beschikbaar zijn.
5. Het geneesmiddel wordt voor een heel andere indicatie gebruikt.

Nadat een arts besluit om off-label voor te schrijven gelden de volgende spelregels:

In de eerste drie situaties hoeven geen uitgebreide behandelprotocollen aanwezig te zijn en kan men volstaan met gedocumenteerde gegevens van de beroepsgroep.
In de overige situaties zijn landelijke richtlijnen gewenst. In geval van het ontbreken van richtlijnen dient de arts over het off-label voorschrift te overleggen met de apotheker, alvorens deze het aflevert.
De arts informeert de patiënt dat hij een off-label geneesmiddel krijgt voorgeschreven. De patiënt verleent daarvoor zijn toestemming (‘informed consent’). Het is aan te raden dit zorgvuldig te documenteren; De arts moet nagaan of een acceptabele andere behandeling met een voor die aandoening geregistreerd geneesmiddel beschikbaar is; De arts maakt een goede afweging ten aanzien van eventuele risico’s en het nut van het off-label geneesmiddel.

Wat betekent dit voor de medicamenteuze behandeling van ADHD bij volwassenen?

Er is momenteel nog geen enkel geneesmiddel geregistreerd voor de behandeling van ADHD bij volwassenen. Er is dus sprake van "situatie 4" (zie boven); Concerta en Strattera zijn wel geregistreerd voor de behandeling van kinderen met ADHD, maar nog niet voor volwassenen. M.b.t. Concerta hebben er bij volwassenen al 2 registratietrials plaats gevonden (LAMDA-I en LAMDA-II) en thans loopt er een registratietrial m.b.t. Strattera (LYDO).

Landelijke richtlijnen zijn dus gewenst. Een Nederlandse richtlijn m.b.t. ADHD bij volwassenen is in de maak en inmiddels vergevorderd. Buitenlandse richtlijnen zijn al beschikbaar (NICE,BANP).

Meer over Off-label voorschrijven ...